Wat de toekomst brengen moge
Wat de toekomst brengen moge, mij geleidt des Heren hand. De eerste zin van een lied dat velen van ons kennen. Een lied waarbij elke zin raak is en op vele momenten in het leven toepasbaar is. Ook in deze tijd, een tijd van onzekerheid, van afstand, van bezorgdheid en soms van verlies is het een krachtige tekst dat ons rust, vertrouwen, hoop en bemoediging mag geven.
Op vrijdag 13 maart riep de burgemeester alle fractievoorzitters met spoed bijeen in verband met de coronamaatregelen. Het was ook de laatste keer dat ik fysiek aanwezig was op mijn werk in het Martini Ziekenhuis. Dat is alweer meer dan twee maanden geleden, en tussen toen en nu is ontzettend veel gebeurd. Mensen moesten zoveel mogelijk thuis gaan werken, ouders gingen hun kinderen thuis onderwijs geven, kerken gingen over op digitale diensten, horeca moest de deuren sluiten, op straat begonnen we in boogjes van anderhalve meter om elkaar heen te lopen. Op datzelfde moment stroomden ziekenhuizen vol met zieke coronapatiënten, waarbij ziekenhuizen in allerijl en met ongekende creativiteit en mankracht omgebouwd werden om zo goed mogelijk de toenemende stroom aan coronapatiënten op te kunnen vangen. Artsen en verpleegkundigen moesten en moeten het hoofd bieden aan een nieuwe onbekende ziekte waarbij mensen zonder aanwezigheid van dierbaren in het ziekenhuis kwamen en komen te overlijden.
Met ongekende daadkracht heeft het kabinet maatregelen uit de grond gestampt om de uitbraak van het virus te beteugelen en de negatieve effecten voor de economie te dempen. En de maatregelen van het kabinet hebben effect: het aantal ziekenhuisopnames neemt af, het aantal overledenen groeitminder hard en daar waar men eerst nog vreesde voor meer dan 2.400 IC-patiënten is het aantal IC-patiënten inmiddels gedaald tot iets meer dan 400. Maar naarmate de tijd vordert, de eerste crisisweken achter ons liggen en we ons langer aan de maatregelen moeten houden wordt ook vaker de vraag gesteld of de bijwerkingen van het medicijn nog opwegen tegen de kwaal waarvoor het gegeven wordt. De één stelt die vraag invoelender dan de ander, maar de kern van de vraag is wel begrijpelijk. Door het vele thuiszijn neemt de kans op huiselijk geweld toe, ouderen die vaak al een minder groot sociaal netwerk hebben mogen geen bezoek meer ontvangen, kinderen uit kansarme gezinnen lopen een grotere kans op leer- en ontwikkelachterstanden, de onzekerheid van werknemers en werkgevers over het behouden van werk en daarmee inkomen groeit per week, door het fors verminderen van reguliere zorg ontstaat er een enorm stuwmeer aan uitgestelde zorg, en ga zo maar door. Inmiddels zijn de eerste versoepelende maatregelen door het kabinet genomen, maar er blijft terechte zorg op allerlei gebieden.
Vanuit het besef dat het in dit leven niet alleen om overleven gaat, maar ook om samenleven, ben ik blij met de oproep van Gert-Jan Segers eind april aan het kabinet om een Impact Management Team op te zetten. Op dit moment wordt het kabinet geadviseerd door het Outbreak Management Team dat gezondheidsadviezen geeft. Maar we komen nu in een tijd dat we afwegingen moeten maken waarin meer aspecten wordenmeegewogen dan alleen gezondheid. Segers noemt hierbij als voorbeeld de inbreng van een gedragswetenschapper, een econoom, een ethicus, een adviseur voor internationale samenwerking, een pedagoog en een psycholoog. Een apart team komt er niet, maar keuzes gaan wel vanuit meerdere invalshoeken bekeken worden. Op die manier kan brederworden afgewogen of de bijwerkingen van het medicijn nog opwegen tegen de kwaal waarvoor het gegeven wordt.
Als ik op een rustig moment nadenk over de situatie, dan schieten mijn gedachten heen en weer tussen hoop en vrees, waarbij hoop gelukkig de overhand heeft. Maar toch, ik merk soms ook vrees. Vrees voor de enorme impact die het op mensen heeft als zo lang een groot deel van de economie plat wordt gelegd, vrees voor mogelijke geopolitieke verschuivingen, vrees voor het gemak waarmee sommige mensen hun privacy lijken op te geven om het virus in te dammen, vrees voor de impact van de crisis op de mensen die nu al kwetsbaar zijn of het niet breed hebben. Maar ook de verbazing over het feit dat, om met de woorden van de Vlaamse psychiater Damiaan Denys (Amsterdam UMC) te spreken: ‘niet het virus, maar de controle over het virus onze waarachtige obsessie is geworden’. Het lijkt soms wel alsof er in het publieke debat weinig ruimte wordt gelaten voor kritische vragen en het luisteren naar andere zorgen die ook spelen in de samenleving. Die obsessie, zoals Denys het noemt, zegt misschien ook wat over de mogelijkheid van de samenleving om een brede blik te hebben en te houden op de uitdagingen waarmee we nu en in de toekomst geconfronteerd worden. Tegelijk zie ik daar nu ook verandering in komen, zie bijvoorbeeld de vraag van Segers om een Impact Management Team.
Naast de vrees heb ik ook hoop. En gelukkig heeft die, zoals gezegd, de overhand. Hoop, omdat deze crisis ook kansen biedt om zaken ten goede te veranderen, omdat de crisis ook weeffouten blootlegt. Zo verbaasde ik mij over de snelheid waarmee sommige bedrijven al overheidssteun nodig hadden, omdat ze blijkbaar onvoldoende vet op de botten hebben om het langer zonder steun vol te houden. Hoop op een samenleving waar we de onderlinge verbondenheid, die sterker is geworden, kunnen vasthouden. Nederland is een land van vrijwilligers, en toch, of misschien wel juist, zie je tijdens de crisis een bloei en groei aan kleine en grote initiatieven van mensen om elkaar te helpen, van een briefje in de lift tot websites waar vraag om en aanbod van hulp bij elkaar komen. En natuurlijk, nu veel mensen thuiszitten is het makkelijker om een boodschap te doen voor de één, of de medicijnen op te halen voor de ander, maar hopelijk blijven we ook wat meer oog hebben voor elkaar op het moment dat we weer naar ons werk kunnen en in ons oude ritme terugkeren.
In een samenleving waar de waarachtige obsessie de controle over het virus lijkt te zijn geworden, en onzekerheid, bezorgdheid en angst de boventoon is gaan voeren, mogen we als christenen rust, vertrouwen en hoop putten uit ons geloof. Het geloof in een God die ons zal beschermen, wiens trouw eeuwig duurt, en het werk dat Zijn hand begon niet loslaat(Psalm 138:8). Ik hoop dat wij in deze onzekere tijd deze hoop en dit vertrouwen mogen uitstralen naar de mensen om ons heen en elkaar erin kunnen bemoedigen. In deze onzekere tijd, waarin we als christenen tijdelijk niet meer in onze gemeenten fysiek samen kunnen komen, kijk ik uit naar de dag waarop we met elkaar en uit volle borst weer mogen zingen, Wat de toekomst brengen moge, mij geleidt des Heren hand. Moedig sla ik dus de ogen naar het onbekende land.